Gisteren zag ik een documentaire van drie jaar terug over Falko Zandstra. Ik herinner mij Zandstra als een sympathieke jonge schaatser die er plotseling was en korte tijd later even plotseling weer verdween. Geen idee wat er met hem gebeurd was. Waarschijnlijk omdat ik precies in die jaren naar Frankrijk vertrokken ben. Het is een mooie documentaire en ik beveel hem aan. Vooral aan schaatsliefhebbers.
Falko raakte in de paar jaren na zijn wereldkampioenschap om meerdere redenen in een dal. Een depressie. Iets waar hij slecht tegen gewapend was. Er wordt niet sterk over gedramatiseerd maar uit Zandstra’s eigen woorden hoor je de uitzichtloosheid van zijn innerlijk moeras en hoe diep hij er in wegzakte. Op een gegeven moment komt er een scène waarin we hem zien deelnemen aan een programma over een boek waarin hij en anderen vertellen over wat hen overkwam. Het boek heeft de titel “Als de man verliest” en gaat over rouw bij mannen. De interviewer vroeg Falko wat hij uiteindelijk gedaan heeft om uit zijn dal te komen. “Nou”, zegt Falko dan, “ik ben gaan sporten”!
Dat is natuurlijk een fraaie kwinkslag komend van een oud-schaatser uit de wereldtop. Ik herkende echter gelijk waar Zandstra op doelde. Falko is een uitgesproken natuurtalent op schaatsen. Natuurlijk moest ook hij hard trainen om bij de wereldtop te komen maar hij was verre van een bezetene. Als het niet absoluut moest dan liet hij graag een traininkje lopen of verslenteren. Als jonge schaatser bleef hij winnen en om dat feestje ging het toch !? Uit zijn vertellen hoor je dat trainen voor hem soms best leuk maar toch vooral een plicht was. Toen hij tijdens zijn depressie besloot om “te gaan sporten” ontdekte hij hoe sport hem persoonlijk opbeurde en hem een sociale omgeving van sportvrienden en collega’s gaf. Je ziet hem vervolgens mountainbiken met een groep vrienden. Falko maakt een grap over hoe zijn positie vooraan in het peloton pure inscenering is. Dat zijn vrienden eigenlijk stuk voor stuk sneller zijn. Of dit waar of onwaar is, is onbelangrijk. Waar het om gaat is dat hij er plezier in heeft. Het gaat hem niet meer om de winst.
Zo ontdekte ik ook sport op latere leeftijd (ik was al boven de 50). Die leeftijd maakt het makkelijker te accepteren dat je sowieso niet meer meedoet voor de winst. Tenminste, niet voor de beker, wel voor het winnen van jezelf. Winnen van jezelf is in het prille begin vooral het overwinnen van je eigen zwakte en weerstand. Wanneer je als oudere persoon begint met een nieuwe sport dan is dat eerst een gevecht met je eigen inertie. Daarna volgt een niet altijd eenvoudige acceptatie van het eigen aanvankelijke onvermogen (op jouw leeftijd!). Vervolgens komt een lang leerproces. Ik moest bijvoorbeeld echt leren skeeleren en schaatsen. Dat kun je niet zomaar. Maar dan komen de overwinningen op jezelf: 10 kilometer, 20, 30. Soms denk je; “Waarom doe ik dit”? Meestal voelt het nadien juist heerlijk. Een stoot dopamine is belonend en maakt het leven lichter.
En er is nog meer. Sport is tijd die je helemaal aan jezelf besteedt. Op mijn leeftijd zijn veel mannen en vrouwen al tientallen jaren ouders van kinderen en hebben soms ook nog drukke carrières. Ik was er zelf aan gewend geraakt het allergrootste gedeelte van mijn tijd aan mijn kinderen, vrouw en werk te besteden. Allemaal en iedereen heel belangrijk natuurlijk. Maar het is absoluut een vergissing om geen tijd voor jezelf vrij te houden. Daarmee bedoel ik tijd waarin je dingen doet die goed zijn voor jezelf, waar je zelf zin in hebt. Sport is voor je eigen lichaam. Je leert er naar te luisteren, het te respecteren en er goed mee om te gaan. In feite leerde ik opnieuw respect voor mijn eigen lichaam te hebben en zodoende ook respect voor mijn eigen persoon op te bouwen. Dit is ook winnen van jezelf. Herwinnen.
Sport wordt nog veel leuker wanneer je het beoefent met anderen. Je komt ze vaak vanzelf tegen of je zoekt een club in de buurt. Go go go!!