Zaterdagochtend

Telefoonalarm. Ik zwier mijn benen uit bed en rommel vaag, want zonder bril, met de wekkende telefoon. Ja, ja, ik ben al wakker. Ik probeer op geheugen mijn weg te vinden door de klikvelden op het telefoonvenster. Tevergeefs. Bril. Gevonden. Telefoonwekker af. OK, wat was het plan voor vanmorgen ook al weer? Waarom die wekker? Ach ja, het zonnetje schijnt en de bedoeling is om een paar rondjes te gaan maken op het ijs in het stadion.
Snel een kommetje muesli, een plak peperkoek en thee met een flinke lepel honing. Op zaterdagochtend om 8 uur zijn er nog niet veel auto’s onderweg. Alle stoplichten werken ook mee. In een mum van tijd sta ik al in de kleedkamer. Frank en een derde persoon, die ik wel ken van het ijs maar niet van naam, kleden zich al al om. “Goedemorgen”, roep ik ze energiek toe. De zon en de groene stoplichten hebben me op gang gebracht. “Hé”; hoor ik. “Terug uit Zweden”? “Ja, al sinds een week”, zeg ik. “Jammer genoeg”. “Ja”, zegt Frank, “ik zag dat je dinsdag mee hebt gedaan aan de training met Iris. Hoe was dat? Heb je er wat aan? Na die training bleef me nog honger naar wat meer inspanning maar ik mag Iris graag en ik vind dat ze zich moeite getroost om alle deelnemers ook individueel verder te brengen. Ik uit me dus lovend.
Met de schaatsen onder mijn voeten waggel ik klappend door de gang. De deur hou ik open voor de man wiens naam ik niet ken en wiens klapschaatsen ik achter me hoor. Ik druk op de knoppen van mijn Garmin-horloge. Beschermers af. Het ijs voelt goed. Niet zoals binnenijs maar goed voor buitenijs. De zon kijkt net boven de horizon uit. Oranje getint licht tintelt de huid op mijn gezicht. Ik vind het mooi en voel me bevoorrecht en gelukkig. Gelukkig ook dat ik die wekker had gezet ondanks het late uur van de vooravond.
Marina rijdt in het wit voorbij. “Hoi Marina”! Marina is Russin. Ze woont al tientallen jaren in Berlijn maar spreekt nog immer met een onmiskenbaar accent. Ik hoor ze graag spreken. Ze klinkt elegant en amusant tegelijk. De eerste rondjes rustig. Ik geniet van de zon en de zachte wind. Ik hou van wind. Niet van storm maar ik rij graag met een beetje tegenwind. Handen op de rug en licht door de knieën, ik ga voor vier rondjes een tandje hoger. De benen laten weten dat ze de kilometers van donderdag nog niet vergeten zijn. Pech voor ze, ik heb er zin in.
Een rondje rustig. Man wat een schitterend weer! Frank komt in behoorlijk tempo voorbij met twee man in zijn kielzog. Hij is sneller en beter in vorm dan ik maar ik voel me vandaag goed. Zachtjes verhoog ik de afzet en wacht tot ik ze weer achter me kan horen. Ja, daar komen ze. Met nog 50 meter tussen ons zet ik aan. Ik wil het een paar rondjes proberen vol te houden. Tot mijn verbazing lukt het me om aan te klampen. De eerste bocht. Hij neemt die nauwer dan wat ik gewend ben. Zo nauw moet ik hem nu ook nemen want ik zit aardig boven mijn normale snelheid en kan me de extra meters niet veroorloven. Op het rechte eind probeer ik te glijden en technisch goed te rijden. Dat lukt en ik blijf bij. Mijn hartslag schiet omhoog en de techniek in de bochten wordt wankel maar ik hou het nog twee rondjes vol tot het einde van Frank’s serie. Ik heb mee aardig in het snot gereden toch voel ik heel duidelijk; voldoening.
Mijn Garmin geeft later uitslag: het waren mijn twee snelste rondjes ooit daar gereden. Niet slecht voor een zaterdagochtend.


Geplaatst

in

,

door

Tags: